Verspreiding van speendiarree en oedeemziekte
Algemeen voorkomende risicofactoren voor het voorkomen van speendiarree zijn:
- Koude speenafdelingen (minder dan 15ºC) als gevolg van tocht en onvoldoende verwarming van de hokken – biggen zijn tot 10 weken leeftijd niet in staat zich zelf volledig warm te houden.
- Gebrekkige hygiëne, met onvoldoende reiniging van de gespeende biggenafdelingen – een hoge infectiedosis is over het algemeen noodzakelijk om een volledig ziektebeeld te krijgen. Veel gebouwen die een risico vormen zijn vaak al jaren gebruikt als varkensstal.
- Voer met een hoog gehalte aan eiwit en Rotavirus infecties kunnen de darm meer gevoelig maken voor kolonisatie door E. coli.
Daarnaast zijn bepaalde lijnen van varkens genetisch gevoelig voor de aanhechtingsfactoren van de E. coli. Om die reden worden bepaalde moderne varkenslijnen gezien als gevoeliger voor uitbraken van E. coli infecties, zoals slingerziekte.
Beide aandoeningen van E. coli infecties hebben een opvallende toename van gevallen in Europa laten zien als gevolg van politieke beslissingen om het gebruik van Zinkoxide in varkensvoer aan banden te leggen. Zinkoxide heeft eerder laten zien dat het zeer effectief is in het controleren van ziekten op varkensbedrijven en uitbraken volgen nu vaak op het verwijderen van zinkoxide uit het voer.
Diagnosis van speendiarree en oedeem ziekte
Het onderzoek van pas gestorven biggen door sectie is noodzakelijk. Gevallen van speendiarree laten gewoonlijk slappe verwijde en gestuwde dunne darmen zien die gevuld zijn met een waterig geel vocht (figuur 1). Daarnaast is het karkas uitgedroogd en vermagerd. Onder de microscoop (histologisch) is weinig afwijkends aan de darm te zien – de beschadiging is vooral biochemisch, maar grote aantallen E. coli zitten vaak gehecht aan de darmvlokken. Het verzamelen van geschikte monsters voor pathologisch onderzoek moeten binnen 30 minuten na de dood in formaline geplaatst worden. Interpretatie van monsters van darmen van dieren die al langer dan een uur dood zijn is zeer problematisch.
Bij oedeemziekte/slingerziekte ontstaat er een oedemateuze zwelling van de oogleden, het strottenhoofd, de maag en de dikke darm. De zwelling van het maagslijmvlies door een heldere gelatineuze vloeistof is vooral te vinden in de grote bocht van de maag en in de dikke darm is de zwelling vaak opvallend in de ophangband van de darm (mesocolon van het colon spirale). Onder de microscoop is de schade aan de bloedvatwand te zien met lekkage van eiwitrijk vocht in deze organen en in de hersenen.
Bacteriekweek uit de darm kan de aanwezigheid bevestigen van grote aantallen E. coli die vervolgens onderzocht moeten worden op hun aanhechtingsfactoren en toxinen en hun gevoeligheid voor antibiotica. Anders dan bij Salmonella worden de honderden verschillende typen E. coli genummerd, zij krijgen geen naam. Fimbriae F4 (K88) is de meest voorkomende stam bij diarree en deze kan de gehele dunne darm koloniseren. F18 komt het meeste voor bij slingerziekte / oedeemziekte. Specifieke agglutinatie testen, of tegenwoordig steeds vaker PCR testen, zijn beschikbaar om op deze aanhechtingsfactoren te testen.
Management van oedeem ziekte en speendiarree
Het belangrijk om de ziektegeschiedenis van het bedrijf te weten en de gevoeligheidspatronen van de aanwezige E. coli’s. Zieke varkens zouden individueel behandeld moeten worden en groepsbehandelingen bij voorkeur via het water. Als varkens uitgedroogd lijken hoort elektrolytenmix gegeven te worden via een aparte drinkbak of schaal. Antibiotica die vaak gebruikt worden voor de behandeling van E. coli zijn apramycine, neomycine, tiamuline en sulphonamiden. Het gebruik van zinkoxide als toevoeging aan het voer is in Nederland in therapeutische doseringen niet meer toegestaan (red. 2018). De afdelingstemperatuur, luchtstroming, tocht en schommelingen in de afdelingen met gespeende biggen moeten onderzocht en zo nodig gecorrigeerd worden. Een afdelingstemperatuur van 15ºC is niet genoeg voor gespeende biggen van 3 weken oud. Bovendien is het van vitaal belang om de hygiëne van de afdelingen aan te pakken, de bezettingsgraad, groepsgroottes en het mengen van biggen in relatie tot het schoonmaken van de hokken. Op sommige bedrijven ontstaan door gewoonte slechte hygiënische omstandigheden rondom het gebruik van extra voerbakken. Er bestaan genetische lijnen varkens waarin de aanhechtingsfactoren F4 of F18 niet kunnen aanhechten. Echter, er kunnen aanzienlijke problemen ontstaan indien deze varkens gemengd worden met andere lijnen varkens, vandaar dat deze varkens niet veel gebruikt worden.
De laatste jaren is het vaccineren tegen E. coli in opkomst. De tijd die nodig is om voldoende afweer op te bouwen in pasgespeende biggen maakt het vaccineren van pasgeboren biggen noodzakelijk. Bijvoorbeeld de vaccinatie tegen slingerziekte / oedeemziekte vereist vaccinatie vanaf 4 dagen leeftijd om afweerstoffen te maken tegen het Shiga-toxine Stx2e, voor de blootstelling na het spenen.
Dit artikel is uit het Engels vertaald. Het oorspronkelijke artikel is geschreven door Steven McOrist en voor het eerst gepubliceerd 12 januari 2015 op pig333.com.