Hygiënisch slachten vermindert salmonella
Vierentwintig jaar na het begin van het Deense salmonellaprogramma is het aantal humane gevallen veroorzaakt door Deens geproduceerd varkensvlees met meer dan 95% gedaald (Jaarverslag 2015, het Deense centrum voor zoönosen, zie figuur 1).
Veel dingen zijn veranderd, nieuwe inzichten zijn geïmplementeerd en toezichtssystemen zijn geoptimaliseerd. Vandaag de dag is het duidelijk dat, hoewel er een verband is tussen het niveau van salmonella in het bedrijf van oorsprong en de karkasprevalentie, zoals blijkt uit verschillende onderzoeken, het ook duidelijk is dat de associatie niet evenredig is. Zelfs relatief grote verhogingen van de prevalentie in de primaire productie kunnen worden verminderd door verbeterde hygiëne in de slachthuizen.
Verschillende onderzoeken van 1998 tot 2016 lieten zien dat er van 1998 tot 2010 een toename was in bacteriologisch positieve vleesvarkens, hoewel methodologische verschillen in de onderzoeken het moeilijk maken om directe vergelijkingen te maken. Vanaf 2010 is de prevalentie in de primaire productie gestabiliseerd.
Vanaf 1993, toen het programma begon tot 2000, was het Salmonella-toezicht in slachthuizen gebaseerd op microbiologische monsters van veel verschillende delen. De bemonstering was onvoldoende gestandaardiseerd om te beoordelen of Salmonella bij varkensvlees was toegenomen of afgenomen.
Vanaf 2001 werd het microbiologische toezicht gewijzigd in een gestandaardiseerde procedure, waarbij 3 specifieke gebieden werden bemonsterd op het karkas, met een oppervlakte van 300 cm2.
Van 2001 tot 2010 daalde de karkasprevalentie van 1,7 tot tussen 1 en 1,2%. In 2011 werd het toezicht op het karkas veranderd van gebaseerd op een samengevoegd monster van 3 maal 100 cm2, naar 4 maal 100 cm2. Dit verhoogde de waargenomen karkasprevalentie tot 1,7%, hetgeen in de buurt komt van wat zou worden verwacht, als wordt aangenomen dat de toename van het oppervlak zou resulteren in een vergelijkbare toename van de gevoeligheid. Sinds 2011 is de karkasprevalentie gedaald tot tussen 1 en 1,4%.
In dezelfde periode is de serotype verdeling verschoven van Salmonella Typhimurium naar S. Derby. In 2001 waren 18% van de positieve karkasswabs Derby. In de afgelopen 5 jaar heeft Derby meer dan 35% van de positieve karkassen voor zijn rekening genomen. S. Typhimurium is gedaald van 0,9% naar tussen 0,3 en 0,5%. Figuur 2 toont de prevalentie van de karkassen, inclusief een gevoeligheidscorrectie voor de verandering in surveillance in 2011, om vóór en na de verandering te kunnen vergelijken.
Primaire productie
De waargenomen toename van bacteriologisch en serologisch positieve varkens in het begin van de eeuw leidde tot verschillende epidemiologische studies om te begrijpen waarom. Ondanks zware straffen voor varkensbedrijven met een hoge salmonellaprevalentie, tot 8% aftrek van de karkaswaarde, was het niveau gestegen.
Uit epidemiologische onderzoeken bleek dat, hoewel het aantal bedrijven met hoge prevalentie niet dramatisch was gestegen, meer bedrijven nu een laag tot middelmatig niveau hebben, wat erop wijst dat de verspreiding van salmonella in de loop der jaren naar meer bedrijven heeft plaatsgevonden.
Fokbedrijven en zeugenbedrijven bleken erg belangrijk te zijn voor de verspreiding van salmonella naar de vleesvarkens. Toen het programma begon, werd algemeen aangenomen dat de fokbedrijven en zeugenbedrijven met een hoog salmonellagehalte een hoger risico zouden vormen voor de vleesvarkens dan fokbedrijven en zeugenbedrijven met een laag niveau. Maar epidemiologische studies toonden aan dat fokbedrijven en zeugenbedrijven die positief waren voor Salmonella Typhimurium een risico vormden voor de vleesvarkensstapel, ongeacht of de prevalentie matig of hoog was.
Op basis van deze resultaten hebben de Deense varkensproductie en de Veterinaire en Voedseladministratie een nieuw aangiftesysteem geïnitieerd. Fokbedrijven en zeugenbedrijven hebben nu een Salmonella-status, die publiekelijk beschikbaar is in het officiële zoönose register. De varkensindustrie beheert een website met een open gezondheidsverklaring van alle Deense varkensbeslagen (www.spf-sus.dk) en de informatie omvat de Salmonella-status.
De toename in Salmonellaprevalentie bij varkensbedrijven is waargenomen in verschillende landen die vergelijkbare toezichtsprogramma's hebben geïnitieerd in vleesvarkensbedrijven, op basis van vleesdrip- of bloedmonsters. Waarschijnlijk weerspiegelt dit dat het noodzakelijk is om toezicht op fokbedrijven en zeugenbedrijven te implementeren, als een controleprogramma in de primaire productie succesvol dient te zijn.
De toekomst
Het succes van het Deense programma voor Salmonella bij varkens en varkensvlees is het gevolg van verbeteringen in de hygiëne bij slachthuizen, meer dan het kan worden toegeschreven aan controle in de primaire productie.
Vandaag ligt de nadruk op het eindresultaat, gemeten als karkasprevalentie. Het doel van de Deense varkens- en varkensvleesindustrie voor de komende jaren is om de prevalentie van karkassen op of onder 1% te houden. Een sterke focus op de hygiëne van slachthuizen, follow-up van alle resultaten die niet aan de normen voldoen, en goede samenwerking en inzet van alle betrokkenen, autoriteiten, varkensproducenten en slachthuizen zijn de sleutel tot het behalen van goede resultaten.
Vertaald uit het Engels. Oorspronkelijk artikel van Jan Dahl, 7 april 2017 gepubliceerd op pig333.com