Ervaringen met vloervoedering
Het hok met vloervoedering is licht bevuild met opgedroogde mest. Het andere hok met tussenhekken en gescheiden voertroggen ziet er keurig schoon uit. De Brabantse varkenshouder Willem van den Akker heeft twee proefafdelingen die nu leeg staan. Voordat hij al zijn zeugen ging omschakelen naar groepshuisvesting heeft hij eerst geëxperimenteerd welk systeem hem het beste beviel.
Hokbevuiling aandachtspunt
Op zijn bedrijf wordt de laatste hand gelegd aan de verbouwing en dan mag hij zich ‘2013-proof’ noemen. Afgelopen twaalf maanden is Van den Akker in fases overgeschakeld naar groepshuisvesting bij de zeugen. Om hetzelfde aantal zeugen te houden, is er een afdeling met vloervoedering bijgebouwd. De rest van de dragende-zeugenstallen is ook omgedoopt naar vloervoedering met groepen van circa zes zeugen. Van den Akker heeft een varkensbedrijf met 450 zeugen en 550 vleesvarkens in het Brabantse Berlicum.
Afgaande op zijn proefstallen wilde hij werken met het Biofix-systeem. Een systeem met gescheiden vreetruimtes en trog. „Ik vond dit wel heel goed werken.” Alleen de maten van de bestaande stallen dwongen hem tot anders keuzes. „Bij vloervoedering kun je als breedte 45 tot50 centimeterper zeug aanhouden. Werk je met het Biofix-systeem dan moet je al gauw65 centimeterper zeug vrijhouden, omdat de zeug dan ook in de gescheiden ruimte kan gaan liggen. Bij ons pasten deze breedtematen niet goed.”
Van den Akker heeft nu een jaar ervaring met vloervoedering en is over het algemeen goed te spreken over het systeem. Al is en blijft hokbevuiling het grootste aandachtspunt. „Als ik de stallen nieuw mocht bouwen zou ik er diep over moeten nadenken of ik wel weer voor dit systeem zou gaan.”
Sturen mestgedrag
Iemand die zijn stallen van de grond af aan mocht opbouwen en toch voor vloervoedering koos, is Arno van den Corput. Samen met zijn vrouw Sandra opende hij eind augustus een nieuwe zeugenstal met 435 zeugen in Raamsdonk. Het echtpaar woog alle groepshuisvestingssystemen af en was het meest overtuigd van vloervoedering. Ze werken met groepshokken van zes zeugen.
Met een hokbreedte van 3 meter en een diepte van 4,5 meter denkt Van den Corput de ideale verhouding te hebben voor het stimuleren van mestgedrag op de roosters aan de achterzijde van de hokken. Om het mestgedrag extra te sturen, is aan weerszijden van de roostervloer gekozen voor een open hokafscheiding. Dit zorgt voor meer onrust op de betonnen roosters waardoor de dieren hier eerder gaan mesten. In elk hok hangen drie dosators.
Onder de valbuizen van de dosator is een Y-stuk gemonteerd voor een betere verspreiding van het voer. Bij de bedrijven met vloervoerdering waar Van den Corput is gaan kijken, zag hij dat bij een goede voerverspreiding de kans op hokbevuiling kleiner is. „Op de vijf bedrijven waar ik ben geweest waren de vloeren totaal niet aangetast met mest.” Lopend door de dragende-zeugenstal bij Van den Akker is een wisselend beeld te zien. Sommige hokken liggen perfect droog, andere zijn licht bevuild met mest. Op de vraag waarom het ene hok wel en het andere niet, moet hij het antwoord schuldig blijven.
Onderbezetting hok
Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van vloervoedering is volgens beide varkenshouders het werken met een wachtstal in de eerste vier weken na dekken. Om toch aan de Nederlandse wet- en regelgeving van 2013 te voldoen, die voorschrijft dat zeugen na het dekken binnen vier dagen in groepen moeten lopen, heeft Van den Corput gekozen voor een combinatiestal. Dit is een combinatie tussen een dek- en wachtstal. In deze stal is gekozen voor voerligboxen met uitloop. Hier blijven de zeugen eerst vier weken voordat ze naar het gedeelte met vloervoedering gaan.
Uit ervaring weet Van den Corput hoe belangrijk rust na het dekken is. „Tien jaar geleden heb ik de zeugen meteen na het dekken in groepen gedaan. Na één cyclus ben ik er weer van afgestapt. Er is veel te veel onrust met extra terugkomers als gevolg.” Hij vindt het jammer dat Nederland in tegenstelling tot andere EU-landen groepshuisvesting binnen vier dagen na het dekken verplicht. „Onderzoek heeft ook aangetoond dat de zeugen na het dekken behoefte hebben aan rust en een stukje privacy.”
Willem van den Akker waarschuwt verder voor het vermijden van wijzigingen in hokgroepen tijdens de dracht. Tijdens de beginperiode heeft hij geprobeerd om tijdens de drachtperiode binnen bestaande groepen nieuwe zeugen in te passen. Hij is hier al snel van terug gekomen. „Die zeug wordt nooit geaccepteerd binnen een groep.” Zieke, kreupele en berige zeugen haalt hij meteen uit de groep en zet ze apart. Een nadeel hiervan is dat je altijd met onderbezetting in je hokken werkt. „Zeugenhouders die gaan werken met vloervoedering moeten rekening houden met een gemiddelde onderbezetting van 10 procent.”
Drinkbak nooit in hoek
Beide mannen plannen de twee voerbeurten kort na elkaar. Dit doen ze omdat de ‘schrokkers’ de tweede voerbeurt nog een verzadigd gevoel hebben en zo de minder snelle vreters ook voldoende voer kunnen opnemen. Bij Van den Akker worden de zeugen automatisch om 6 uur ’s morgens gevoerd. De tweede voerbeurt is tussen 9 en 10 uur ’s morgens. Hij zorgt dat hij aanwezig is om de dieren te controleren.
„Als het goed is, kom ik dan de rest van de dag niet meer bij de zeugen.” Van overgebleven voerresten heeft Van den Akker nauwelijks last. „Half augustus met die extreme temperaturen richting de 40 graden Celsius heb ik voor het eerst wat hokken gehad waar voerresten achterbleven.” Tegelijkertijd constateerde de Brabander dat de zeugen zich aan deze hitte prima aanpasten.
De insteek van Van den Corput is om nog minder tijd tussen de twee voerbeurten in te passen. Hij wil de eerste voerbeurt om 8 uur ‘s morgens plannen en de tweede hooguit anderhalf uur later. Voor een goede wateropname is het belangrijk volgens hem om de drinkbakken nooit kaarsrecht in de hoek te hangen. „De kans op bemesting in de bak is dan veel groter. Je moet ze net uit de hoek plaatsen.”
Kosten niet bepalend
Een veelgehoord voordeel van vloervoedering is de lagere kosten die er in vergelijking met andere systemen zijn gemoeid. Toch was dit voor zowel Van den Akker als Van den Corput niet bepalend. Eerstgenoemde koos vooral vanwege de goede inpasbaarheid in de bestaande stallen en simpelheid voor dit systeem. Een oude afdeling van 85 zeugen in voerligboxen zonder uitloop ombouwen naar een afdeling met 60 zeugen op vloervoedering kostte Van den Akker grofweg 13.000 euro per afdeling.
Wat het financiële voordeel van vloervoedering bij nieuwbouw is, heeft Van den Corput niet laten doorberekenen. „Al waren de voerligboxen 10.000 euro goedkoper, dan had ik nog voor dit systeem gekozen.” Hoewel hij er van overtuigd is dat voerligboxen met uitloop het beste houderijsysteem is, viel dit direct af. „Je kunt niet uitleggen aan de consument dat dit diervriendelijk is. Die ziet alleen ijzer en zal geen verschil zien tussen voerligboxen met of zonder uitloop.”
Voerstations vielen af vanwege het vele meerwerk. Om voerstations te laten slagen, is volgens de varkenshouder de belangrijkste voorwaarden dat je voldoende tijd kunt steken in het aanleren van jonge dieren aan de stations. Iets wat niet past in het arbeidplaatje. „Mijn vrouw en ik willen het bedrijf samen gaan runnen. We hebben geen gepensioneerde vader of ander familielid dat deze taak op zich kan nemen.” Een groot voordeel van voerstations vindt hij wel het individueel voeren. Iets wat bij alle andere systemen onmogelijk is.
Goedkopere variant
Ook het Biofix-systeem waar Van den Akker enthousiast over is, viel voor Van den Corput af. In het verleden heeft hij met dit systeem gewerkt. Hij was er zeker niet ontevreden over. Toch koos hij om twee redenen niet voor Biofix. „Doordat je geen hekken en troggen nodig hebt, is vloervoedering een goedkopere variant. Daar komt bij dat je bredere hokken moet maken waardoor de breedte/diepte verhouding niet meer klopt en dit het mestgedrag kan verstoren.”
Qua breedte- en dieptematen heeft Van den Corput nu een kopie gemaakt van de stallen waar hij is gaan kijken. „Die varkenshouders hadden geen enkel probleem met de hokbevuiling. Mochten ze toch nat gaan liggen, dat weet ik dat er iets niet klopt aan het klimaat.” Ondertussen merkt Van den Akker dat het steeds beter gaat. Of zoals hij zelf omschrijft: ietsjes minder last heeft van hokbevuiling. „Misschien ligt het aan mij of misschien wennen de zeugen beter aan het systeem.”
Aandachtspunten vloervoedering
De varkenshouders Willem van den Akker in Berlicum en Arno van den Corput uit Raamsdonk hebben voor het slagen van vloervoedering de belangrijkste aandachtspunten op een rij gezet.
► Voor het stimuleren van mestgedrag op roosters houd goed de verhouding aan tussen breedte en lengte van het hok (bij zes zeugen: 3 x 4,5 meter).
► Kies ter hoogte van de roostervloer voor open hokoprichting om onrust te creëren en zo daar het mestgedrag te stimuleren.
► Plaats de dieren in de eerste vier weken van dracht niet meteen in groepshokken met vloervoedering, maar zorg voor een rustiger omgeving.
► Houd minimaal zeven centimeter afschot per meter op het liggedeelte aan.
► Om onrust en terugkomers te voorkomen, plaats geen nieuwe zeugen in bestaande groepen.
► Voor het voorkomen van bevuiling van de drinkbakken deze nooit helemaal in de hoek hangen.
► Zorg voor voldoende verspreiding van voer op het liggedeelte om hokbevuiling tegen te gaan.
► Plan de twee voerbeurten binnen een paar uur na elkaar om de minder snelle vreters ook voldoende voer te laten opnemen.
► Voorkom grote hoogteverschillen tussen lig- en mestgedeelte voor het tegengaan van pootbeschadiging.
► Haal zieke, kreupele en berige zeugen direct uit de groep voor het beschermen van deze zeugen en de anderen in de groep.
► Voor een langere levensduur kies voor betonnen hokafscheiding.
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: John Claessens