Boeren zien zichzelf als natuurbeschermer
In het onderzoek werd de boer gevraagd om de eigen relatie met de natuur te omschrijven. Hieruit bleek de sterk gevoelde verbondendheid tussen boer en natuur. De hoge bereidheid van de boeren om zich in te zetten voor natuurbescherming is geen verrassing, vindt buitengewoon hoogleraar Beheer biodiversiteit en agrarisch landschap van WUR Hens Runhaar. „Boer en natuur zijn afhankelijk van elkaar.”
Verantwoordelijkheid
Een groot deel van de boeren doet op eigen initiatief aan natuurbescherming; ook buiten de opgelegde regelgeving. Vooral in weidevogels tonen boeren veel interesse. Dat is de conclusie van een eerder uitgevoerd onderzoek van WUR in samenwerking met Agrio. „Maar de boer zet zich wel breder in voor de soortenrijkdom (insecten, vogels, vissen, waardplanten voor insecten en zoogdieren - red.) en biodiversiteit. Denk bijvoorbeeld aan akkerranden en kruidenrijke landbouwvormen. Dat stimuleert het insectenleven.”
Sterkere samenwerking
De boeren zouden wel beter kunnen samenwerken met natuurorganisaties. „Denk dan bijvoorbeeld aan landbouw gelegen direct naast een natuurgebied. Bemesting, waterstanden, bufferzones; die hebben grote invloed op dat naastgelegen natuurgebied.” Dat de boeren behoefte hebben aan een sterkere samenwerking met natuurorganisaties, blijkt uit het onderzoek van Trouw, Geelen Consultancy en Agrio.
Ondanks dat boeren zich betrokken voelen bij de natuur, zouden de boeren nog meer kunnen betekenen voor natuurbescherming. „Verbeteren van leefsituaties van vogels op en rondom het erf, zoeken naar reekalveren voor het maaien en het onbewerkt laten van land voor bloemen- en plantengroei zijn hele goede initiatieven. Maar het weegt niet op tegen de achteruitgang van de biodiversiteit. Met meer kennisoverdracht en meer waardering tussen boer en natuurorganisatie zou natuurbescherming effectiever kunnen worden opgepakt.
Duurzaamheid
De discussie rondom het wel of niet gebruiken van chemische gewasbescherming zorgt voor enige verdeeldheid onder de boeren. Volgens het onderzoek geeft de helft van de boeren aan hun vak niet te kunnen uitoefenen zonder chemische gewasbescherming. „Dat is ergens wel begrijpelijk. Sommige boeren zijn er sterk van afhankelijk. Aan de andere kant zie je ook veel biologische boeren winstgevend zijn met alternatieven zoals het introduceren van natuurlijke vijanden”, zegt Runhaar. De buitengewoon hoogleraar geeft aan dat hij graag ziet dat er wat voorzichtiger met chemische gewasbescherming om zou worden gegaan. „Alleen als het echt niet anders kan. Dat is beter voor de biodiversiteit.”
Ook kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw zijn nog ontwikkelingen waar Runhaar een toekomst ziet in het kader van biodiversiteit. Daarnaast ook financieel. „Er is een aantrekkelijk verdienmodel mogelijk. Uit onderzoek blijkt dat natuurinclusieve landbouw de kosten van een boerenbedrijf zeker positief kan beïnvloeden.”
Systeem
Ontwikkelingen van de laatste jaren waren boeren mee te maken hebben, zijn de daling in de biodiversiteit, waardoor de grond minder vruchtbaar wordt, en de stijgende grondprijs, aldus Runhaar. Een wrang beeld, maar onderdeel van een groter probleem. „Het systeem waar de boer in vast zit klopt fundamenteel niet. Boeren willen zich graag meer inzetten voor dierenwelzijn en zijn wel degelijk bereid om natuurvriendelijker te boeren. Maar het moet wel rendabel zijn.” De boer heeft niet altijd vat op dit probleem. „Als de consument in de winkel kiest voor de goedkoopste producten, hebben de boeren vrijwel geen andere keus dan voorzien in díe vraag: goedkoop. Wat goed is voor de portemonnee, gaat ten koste van andere zaken. Waaronder natuur.”