Alles voor elkaar, behalve de vergunning
Jeroen Mentink (43) behoort tot de 7 procent van de Nederlandse zeugenhouders die als gevolg van vergunningperikelen de zaak nog niet op orde heeft voor 2013. De nieuwe zeugenstal is wel klaar en voldoet aan alle huisvestingseisen, maar het wachten is nog steeds op de afgifte van het ontwerpbesluit voor de omgevingsaanvraag.
Om bij het begin te beginnen: Mentinks bedrijf met zeugen en vleesvarkens was oorspronkelijk verdeeld over meerdere locaties. De Twentse ondernemer had het gezinsbedrijf in de loop der jaren stapje voor stapje uitgebreid en er stallen bij gehuurd. Sinds 1997 is hij begonnen om alles onder te brengen op de thuislocatie. Om het bedrijf geheel gesloten te maken, breidde hij iets uit in het aantal vleesvarkenplaatsen. In 2006 kreeg hij een milieuvergunning die werd gebaseerd op 210 zeugen en 1.750 vleesvarkens. Geen groot bedrijf, maar Mentink heeft ook geen personeel. „In mijn eentje ben ik er druk zat mee.\"
Toen Mentink eenmaal alle varkens op één erf had, was het tijd om de volgende stap te zetten: een zeugenstal bouwen voor 2013. „De oude zeugenstal was een verbouwde oude koeienstal; de maten waren inmiddels veel te krap\", geeft Mentink aan. Het idee was om die oude stal volledig buiten bedrijf te stellen en een nieuw onderkomen te bouwen voor 156 guste/dragende zeugen. Daarnaast blijft de bestaande dekstal in gebruik.
Later aanpassen
In het voorjaar 2009 startten de procedures voor het aanvragen van de bouw- en milieuvergunningen. Mentink wilde de nieuw te bouwen zeugenstal voorzien van een chemische luchtwasser van Uniqfill. „Die kan een rendement halen van 95 procent, maar het systeem was destijds nog niet goedgekeurd. In overleg met de gemeente Haaksbergen is toen afgesproken dat we de aanvraag voor de milieuvergunning zouden doen op basis van een biologische luchtwasser. Zodra het systeem van Uniqfill zou zijn toegelaten, konden we dat met een wijziging op de milieuvergunning aanpassen.\"
In oktober 2010 moesten volgens een landelijke wetswijziging alle benodigde vergunningaanvragen worden ondergebracht in één zogeheten Omgevingsaanvraag. Dat gold ook voor de benodigde ‘verklaring van geen bedenking’ in het kader van de Natuurbeschermingswet. Mentinks bedrijf ligt in het Overijsselse Haaksbergen. Vanuit de Natuurbeschermingswet heeft hij hier te maken met verschillende Vogelrichtlijngebieden en de natuurgebieden de Engbertsdijkvenen en de Sallandse Heuvelrug, vertelt adviseur Harrie Lubberink van het gelijknamige bouwtechnisch teken- en adviesbureau uit Bentelo. Lubberink: „We moeten hier dus van een stuk of zeven, acht gebieden in kaart brengen op welke datum elk gebied is aangewezen, en hoeveel depositie er destijds op was vergund. Dat is nodig om te bepalen of er eventueel ammoniak moet worden bijgekocht.\"
Bovendien ligt Menktinks bedrijf dicht bij de grens met de provincie Gelderland. Vlakbij, in de Gelderse gemeente Neede, ligt het Natura 2000-gebied het Teeselinkven. Hier moest de provincie Gelderland dus een oordeel over vellen, maar die gaf al in 2009 de benodigde verklaring af. Voor de provincie Overijssel is de aanvraag een stuk complexer, aldus Lubberink. „Per gebied moet worden gekeken naar aanwezige soorten habitat, er moet rekening worden gehouden met de emissiepunten en de heersende windrichting, en noem maar op.\" Overijssel gaat zorgvuldig te werk, maar daardoor vreet het allemaal wel tijd, geeft hij aan.
Luchtwasser
Daarnaast is ook de gemeente Haaksbergen nog lang niet klaar met de beoordeling van de milieuvergunning voor de chemische luchtwasser. Mentink: „De gemeente had een extern adviesbureau in de arm genomen om de vergunningaanvraag te behandelen. Dat bureau vond niet dat het veranderen van de luchtwasser met een wijziging op de aanvraag kon worden afgedaan; er moest een complete nieuwe aanvraag worden ingediend. Dat hebben we dan ook gedaan, begin 2010. Maar toen waren we al wel begonnen met bouwen.\"
De gemeente is al die tijd bezig met het doorspitten van de aanvraag. De zeugenhouder weet ook nog niet hoe het milieutechnisch zit met zijn bestaande dekstal. Mentink heeft in de nieuwe situatie plaats voor 71 zeugen plus een berenhok. De dekstal is ingericht met voerligboxen met uitloop en voorzien van een Delfris Groen-Label-systeem onder de roosters. Vijf dagen na inseminatie gelden de zeugen als dragende zeugen. Dan moeten ze officieel in groepshuisvesting. Mentink: „Ik ben destijds uitgegaan van de Europese regels, daarin werd uitgegaan van een verplichte groepshuisvesting op 28 dagen na insemineren. Nederland heeft daar vijf dagen van gemaakt. Nu kan ik de voerligboxen weghalen en dan heb ik in principe ruimte voor 71 zeugen. Maar dan gaan ze wel mesten op de dichte vloer.”
„Ik wil die dekstal graag aanpassen en wat dichte vloer vervangen door roosters voor meer arbeidsgemak. Maar dan wil ik eerst van de gemeente weten wat voor eisen ze gaan stellen op het gebied van ammoniakuitstoot: moet deze dekstal ook worden voorzien van een luchtwasser, of is de ammoniakreductie die wordt behaald met de luchtwasser op de nieuwe zeugenstal voldoende?\" Hij heeft zich overigens wel voorbereid; de luchtwasser op de nieuwe zeugenstal is zo geïnstalleerd, dat de pompunit ook een tweede wasser op de dekstal zou kunnen aansturen.
Achter de komma
De ondernemer wacht inmiddels al ruim twee jaar op uitsluitsel. Volgens bouwkundig adviseur Lubberink duurt het afhandelen van de aanvraag zo lang, omdat de gemeente die doorspit ‘tot op vele plaatsen achter de komma’. De gemeente wil bijvoorbeeld precies weten of de ventilatiecapaciteit van de stal wel overeenkomt met de omvang van de luchtwasser, en of er voldoende kuubs verse lucht zijn per dierplaats.
„Maar het benodigde aantal kubieke meters verse lucht voor een varken is nergens wettelijk vastgelegd. Ook varkensproefbedrijf Sterksel werkt met aannames. En ventilatielucht is geen weigeringsgrond, en ook geen handhavingsgrond voor de gemeente\", weet Lubberink.
Hij heeft kortgeleden nog contact gehad met de gemeente. „Ze verwachten wel dat de ontwerpbeschikking binnen afzienbare tijd ter inzage kan liggen, maar dat betekent dat er dan nog een periode van zes weken achteraan komt waarin eventueel bezwaar kan worden ingediend.\" De kans dat het allemaal voor 2013 nog rond komt, lijkt daarmee niet groot. De varkenshouder is alle vergunningenperikelen intussen goed beu. „Ik ben er helemaal klaar mee\", zegt hij. „Ik zit er niet meer achteraan.\"
Bedrijf moet doordraaien
Zijn zeugen zitten nu al sinds eind 2010 in de nieuwe zeugenstal met groepshuisvesting, zonder dat Mentink beschikt over een geldige omgevingsvergunning. Het bedrijf moet toch doordraaien, geeft hij aan. „Ja, wat moet ik anders? Ik draai nu dus in een zeugenstal met een goedgekeurde bouwvergunning, die voldoet aan het huisvestingsbesluit, maar zonder goedgekeurde omgevingsvergunning. Officieel mag ik er dus geen dieren in houden en ben ik in overtreding. Maar als ik mijn zeugen in de oude stal doe, overtreed ik het huisvestingsbesluit.\"
Desondanks is de varkenshouder niet bang voor controle op de vergunning. „Als wordt geconstateerd dat ik in overtreding ben, betekent het dat ik terug moet naar het aantal dieren van de laatstverleende vergunning. Maar daar staan er net zo veel op als dat ik nu heb, want ik heb het bedrijf niet uitgebreid.\"
Mentink draait nog maar eens een sjekkie. „Ik wil nu gewoon weten waar ik aan toe ben. Laat de gemeente en de provincie alsjeblieft komen met een eisenpakket voor de vergunning, zodat ik weet of het goed is, of dat ik nog dingen moet aanpassen om aan de eisen te voldoen. Ik heb nu geen vergunning en dus ook geen uitgangspunt, geen referentiepunt. Ik weet niet welke ruimte ik heb. Pas als ik een vergunning heb, kan ik weer plannen maken voor de toekomst.\"
Ervaring met vergunningaanvragen
De maatschap Mentink heeft in de loop der jaren flink wat ervaring opgedaan met het aanvragen van bouw- en milieuvergunningen. Vóór 1997 had het Twentse bedrijf, naast een kleine melkveetak met 15 koeien (90.000 kg melkquotum) de varkens op vijf locaties. Op het bedrijf aan de Kinkelerweg in Haaksbergen stonden 120 zeugen. Op een tweede locatie stonden ook 120 zeugen. Daarnaast was er een locatie met 140 vleesvarkens en eentje met bijna 600 vleesvarkens. De 50 opfokzeugen stonden op weer een andere (naastgelegen) locatie.
In 1997 werd besloten de koeien af te stoten en verder te gaan met de varkens. De koeienstal werd verbouwd tot zeugenstal. Daar kwamen de 120 dragende zeugen in; de bestaande stal werd afgestoten. „De zeugen stonden daarvoor nog aan de band en ze moesten in boxen. Toen dat eenmaal klaar was, werd bekend dat ze in groepen moesten.\"
Een jaar later was de nieuwe dekstal voor 75 zeugen gereed. Om het bedrijf gesloten te maken, wilde Mentink ook uitbreiden in het aantal vleesvarkenplaatsen. Dat lukte. In 2003 kwam de eerste nieuwe stal erbij voor 1.350 vleesvarkens en konden de gehuurde stallen worden afgestoten. Toen er milieutechnisch ruimte vrij kwam, omdat er een aantal kleine verzuringsgevoelige gebieden wegvielen, kon de maatschap nog een keer uitbreiden in het aantal vleesvarkens. In 2006 verrees een stal voor 400 vleesvarkens, waarmee het totaal aantal vleesvarkens uitkwam op de huidige 1.750 stuks. Daarnaast zijn er 210 zeugen en 50 opfokzeugen. „Tja, vergunningen aanvragen, dat kunnen we wel\", zegt Mentink. „Dat traject hebben we al een heel aantal keren doorlopen.\"
Bedrijfsgegevens:
Jeroen (43) en Lieselott (47) Mentink, varkenshouders met een gesloten bedrijf in Haaksbergen.
De 210 zeugen zijn jaarlijks goed voor 5.610 afgeleverde vleesvarkens. Technische gegevens houdt Mentink niet echt bij, maar omgerekend komt dit neer op ruim 26 per zeug per jaar.
De vleesvarkens groeien volgens het overzicht van slachterij Hilckmann 896 gram per dier per dag (EW 2,66). Het uitvalspercentage is 1,84 procent.
Mentink voert droogvoer, voor 90 procent wordt dit automatisch verstrekt. Alleen de zeugen in de kraamhokken voert hij bewust met de hand. „Dan loop ik er meteen twee keer per dag langs en qua arbeid maakt het weinig uit.\"