Wat zijn de bacteriële ziekteverwerkers bij PRDC?
Net zoals virussen vaak voorlopers zijn bij luchtweginfecties, kunnen we binnen de groep van bacteriën ook een onderscheid maken tussen bacteriën die in de voorlinie optreden en bacteriën die er in tweede instantie bij komen. Met andere woorden, er bestaan “primaire” en “secundaire” bacteriële infecties. Een primaire ziekteverwekker kan zonder hulp van andere ziekteverwekkers ziekte veroorzaken. Secundaire ziekteverwekkers profiteren van de weg die vrijgemaakt is. Dit zouden ze niet kunnen wanneer de primaire ziekteverwekkers onder controle zijn.
Primnaire bacteriële ziekteverwekkers
De belangrijkste primaire bacteriële ziekteverwekkers zijn Mycoplasma hyopneumoniae en Bordetella bronchiseptica en Pasteurella multocida.
- Mycoplasma hyopneumoniae
Deze kiem hecht zich vast aan de trilhaartjes van het ademhalingsstelsel. Deze kleine haartjes vangen onder normale omstandigheden zaken op die niet in het ademhaling stelsel horen, zoals viruspartikels, stofdeeltjes, bacteriën enz. Ze vertonen een slagbeweging waardoor de slijmlaag samen met de gevangen partikeltjes richting de keel worden geduwd en wordt ingeslikt. M. hyopneumoniae zorgt er echter voor dat de trilhaartjes beschadigd worden, niet meer slaan en het hierboven beschreven afweermechanisme niet meer functioneert.
M. hyopneumoniae heeft ook een invloed op het immuunsysteem van het ademhalingsstelsel waardoor het varken vatbaarder wordt voor andere infecties.
Bordetella bronchiseptica
Besmetting met Bordetella bronchiseptica treedt meestal al op voor het spenen, bij biggen in de kraamstal die door de zeug worden besmet. Wanneer biggen worden besmet, kunnen ze verschillende symptomen vertonen waaronder hoesten, niezen, loopneus en traanstrepen. Een typische letsel van een Bordetella-infectie is schade aan neusschelpen in de neusholtes. De neusschelpen worden aangetast en nemen in grootte af (atrofie). Bij een ongecompliceerde infectie met B. bronchiseptica is dit letsel tijdelijk en kan volledig herstellen. Bij gecompliceerde infecties met andere kiemen is dit vaak onomkeerbaar.
B. bronchiseptica maakt, net zoals M. hyopneumoniae, de luchtweg als het ware vrij voor andere ziektekiemen. Het is gekend dat een infectie met B. bronchiseptica het makkelijker maakt voor andere bacteriën, zoals Streptococcus suis, Pasteurella multocida, Mycoplasma hyorhinis en Glaesserella parasuis (ziekte van Glässer), om de longen en/of de bloedbaan te bereiken. Door meer opvallende symptomen van de secundaire infecties wordt Bordetella vaak gemist bij de diagnose.
Pasteurella multocida
Een andere kiem, die voor problemen kan zorgen is P. multocida. Het meest bekend is deze kiem als veroorzaker van ‘snuffel’ (Progressieve Atrofische Rhinitis, de scheve neuzen ziekte). Waar de aantasting van de neusschelpen door B. bronchiseptica tijdelijk en omkeerbaar is, is de schade en vervorming na een gecombineerde infectie met Bordetella en Pasteurella blijvend! De toxigene “DNT-positieve” P. multocida die de gifstof produceert waardoor snuffelziekte ontstaat, komt gelukkig nog zelden voor in Nederland. Maar “DNT-negatieve” P. multocida is op veel bedrijven aanwezig. Deze bacterie is een van de secundaire ziekteverwekkers in PRDC en kan longontsteking en bloedvergiftiging veroorzaken in aansluiting op een andere ziekteverwekker, zoals M. hyopneumoniae of PRRSv.
Actinobacillus pleuropneumoniae
Soms is de scheiding tussen primair en secundair niet zo duidelijk. Een bekend voorbeeld is Actinobacillus pleuropneumoniae (APP), veroorzaker van long- en borstvliesontsteking bij varkens. Van APP bestaan minstens 15 serotypen die onderling sterk verschillen in hun ziekteverwekkend vermogen. Een infectie met APP kan snel en acuut verlopen met hoge sterfte tot gevolg, maar ook een mild en/of chronisch verloop is mogelijk. In dat geval zien we weinig symptomen maar wel veel verklevingen van het borstvlies op slachtleeftijd. Serotype 2 en 9 zijn de belangrijkste serotypen in Nederland. Serotype 9 geeft vaker een acuut en ernstig ziektebeeld met veel uitval, terwijl serotype 2 meestal een chronisch verloop kent.
Secundaire bacteriële infecties
Bij PRDC spelen secundaire bacteriële infecties een belangrijke rol. Ze verergeren het ziekteverloop, verhogen de sterfte en de economische schade. Gekende voorbeelden van secundaire infecties zijn Streptococcus suis, APP, P. multocida en Glaesserella suis (ziekte van Glässer). Om niet enkel aan symptoombestrijding te doen (en telkens de brand te moeten blussen met een antibioticumbehandeling), is het cruciaal om de primaire infecties en niet-infectieuze risicofactoren in kaart te brengen en deze aan te pakken.
Denkt u dat u met één van bovenstaande ziektekiemen kampt op uw bedrijf of wilt u meer weten over PRDC neem dan contact op met één van onze specialisten; Maartje Wilhelm +31 6 8264 5058, Josine Beek +31 6 8299 1395 of Eric van Esch +31 6 1431 0007.
Tekst: Hipra
Beeld: Hipra
Bron: Hipra