Van der Wal: 'Voor einde van jaar advies over alternatief stikstofbeleid'
In februari is er een werkgroep geïnstalleerd met vertegenwoordigers vanuit de landbouw- en natuurorganisaties, provincies en het ministerie van LNV. Deze heeft als doel meegekregen om te verkennen of er en alternatieve omgevingswaarde voor de KDW in de Wet stikstofreductie- en natuurbescherming (Wsn) opgenomen kan worden, waarbij de 'staat van de natuur' centraal staat.
Randvoorwaarden voor een alternatief zijn dat het juridisch houdbaar en ecologisch effectief en uitvoerbaar is. Ook de economische-, sociale- en culturele gevolgen moeten worden meegewogen, zoals in de Vogel -en Habitatrichtlijn staat vermeld.
Doelstellingen
De afgelopen maanden is er specifiek gekeken naar of het mogelijk is om in ‘x’ procent van het Natura 2000-areaal in jaar ‘y’ de instandhoudingsdoelstellingen te behalen. Dit nader te bepalen percentage geldt ook over niet-stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Verschillende partijen hebben daar ideeën over en dienden een plan in, zoals NAJK en Agractie. Ook de initiatiefnota van BBB en JA21 is meegenomen.
De voorstellen die de ‘staat van de natuur’ (breder kijken dan alleen stikstof) als centraal uitgangspunt nemen worden in fase twee bekeken op bruikbaarheid en haalbaarheid. „Maar het mogelijke alternatief vraagt nog veel meer uitwerking/onderzoek dan de voorstellen van partijen tot nu toe aan informatie bieden. Daarom wordt er in fase twee van de verkenning ingezet op een haalbaarheidsonderzoek met de aangesloten partijen (natuurorganisaties, landbouwpartijen en provincies) uit de werkgroep", zo laat een woordvoerder van Van der Wal weten.
Geen eenzijdige focus op stikstof
Agractie heeft vorig jaar al het plan gepresenteerd voor een aanpassing van het stikstofbeleid naar beleid waarbij de staat van de natuur centraal staat. In een stikstofnota die de komende maanden verder wordt uitgewerkt, en in handen is van de redactie van Agrio Uitgeverij, schetst de boerenorganisatie hoe Nederland van het slot gehaald kan worden. De kern daarvan is dat er voor het behalen van de doelen per gebied gekeken moet worden naar de Staat van Instandhouding (SvI). Dit betekent dat er niet meer eenzijdig naar stikstof gekeken moet worden, maar naar alle drukfactoren in een gebied, zoals bijvoorbeeld droogte en de effecten van beheersmaatregelen.
NDA's
De natuurdoelanalyses spelen hierbij een belangrijke rol. Voor de beoordeling van de natuurkwaliteit wordt momenteel het 'one out, all out'-principe gehanteerd. Dit betekent dat als het slecht gaat met één stikstofgevoelige plantensoort in een gebied, alle seinen op rood gaan en de kwaliteit in het hele gebied als 'slecht' aangemerkt wordt; ook als andere habitats wel in goede staat van instandhouding zijn. De huidige systematiek zorgt ervoor dat provincies voorzichtig zijn. In Brabant ligt bijvoorbeeld vergunningverlening stil omdat de NDA's schetsen dat het slecht met de natuur gaat. Dat besluit kwam op veel kritiek te staan, van onder andere ZLTO.
Tegelijkertijd blijkt uit dezelfde NDA's dat veel actuele informatie over de staat van natuur ontbreekt en er daarom naar de informatie over het referentiejaar (meestal 2004) wordt verwezen.
Realisme
Agractie pleit voor een andere werkwijze. Om de staat van instandhouding vast te stellen te te beoordelen, zou er per gebied per habitat, per soort en ook voor Nederland als geheel duidelijke criteria vastgesteld moeten worden, waarbij op een realistische manier naar de natuur gekeken wordt. Als aangetoond kan worden dat bepaalde habitats al lange tijd stabiel zijn of in de omvang en kwaliteit toenemen, ondanks dat alle drukfactoren zoals stikstof niet positief zijn, kan er volgens Agractie dan toch worden uitgegaan van een gunstige staat van instandhouding. Alle natuurdata zijn hierbij essentieel; zowel ten tijde van de aanwijzing als de huidige.
Gebiedscommissie
Om de natuur te beoordelen, zou er voor elk Natura 2000-gebied een breed samengestelde gebiedscommissie ingesteld moeten worden die belast wordt met het (laten) opstellen van NDA’s. Op basis hiervan moet deze zelfde commissie gebiedsplannen opstellen met voorstellen voor beheers- en bronmaatregelen, waarbij rekening wordt gehouden met de uitvoerbaarheid en sociaaleconomische factoren.
Deze plannen dienen vervolgens door de provincie, het bevoegd gezag, omgezet te worden in definitieve plannen. Agractie vindt het hierbij belangrijk dat onontkoombaar wordt vastgelegd dat beheersplannen ook uitgevoerd worden, omdat het verleden heeft geleerd dat hier veel achterstallig werk ligt.
Wetsaanpassing
Om daadwerkelijk naar de staat van instandhouding te kunnen kijken in een gebied, is wel een wetsaanpassing noodzakelijk want anders werkt de nieuwe systematiek niet. De Wsn zal niet meer toetsen aan de KDW maar aan de werkelijke staat van de natuur en het uitvoeren van de beheersplannen.
Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de meest recente wetenschappelijke gegevens. Zo tonen het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en het essay van Jan Willem Erisman, Wim de Vries tonen aan dat 90 procent van de stikstof neerslaat binnen 500 meter van een boerenbedrijf. Daarna komt het in de zogenoemde 'stikstofdeken' terecht. Daarbij komt ook nog dat Aerius de depositie niet heel nauwkeurig kan berekenen, zoals de Commissie Hordijk in 2019 al concludeerde.
Significantiegrens
Agractie stelt daarom voor om een wetenschappelijk en juridisch verantwoorde siginifactiegrens in te voeren van een aantal meters rond stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden . Deze afstand dient bepaald te worden aan de hand van de meest wetenschappelijke inzichten, waaronder het UvA-onderzoek. Bij gebieden waar stikstof een kleine rol of zelfs geen effect heeft, en dus de staat van instandhouding gunstig is, wordt voorgesteld om een afstandsgrens op 0 meter in te stellen.
De waarde in mollen is niet meer relevant bij een significantiegrens. Voldoende geborgde reductie is essentieel omdat er altijd een dalende lijn in stand moet blijven.
Gevolgen vergunningverlening
Aan boerenbedrijven die buiten de significantiezones vallen, kan gewoon een vergunning verleend worden. Een passende beoordeling die op dit moment voor elke natuurvergunning nodig is, wordt dan overbodig voor de factor stikstof, evenals een berekening met het model Aerius. Voor boeren die met hun stal binnen de significantiezone van een stikstofgevoelig natuurgebied liggen, kan dit wel effect hebben op de vergunningverlening. In deze gevallen is bij bijvoorbeeld een uitbreiding wel een passende beoordeling nodig.
Agractie benadrukt dat overheden zeer zorgvuldig dienen om te gaan met bedrijven die binnen de significantiegrenzen liggen. Zo dienen bedrijven realistische (financiële) mogelijkheden te krijgen om hun bedrijf te kunnen voortzetten. Onteigening is uit den boze voor Agractie.
PAS-melders
Deze wetswijziging zou betekenen dat PAS-melders en andere knelgevallen gelijk gelegaliseerd kunnen worden, als ze niet binnen de significantiegrenzen liggen. Als voorbeeld verwijst Agractie naar de rechterlijke uitspraak over de 25 kilometer-afkapgrens.
Geborgde reductie
Zo'n significatiegrens is niet zomaar mogelijk. Hiervoor moet wel een geborgde emissiereductie van ammoniak en stikstofoxiden nodig buiten de significantiezones. Op deze manier moet er voorkomen worden dat er te veel stikstof in de landelijke 'stikstofdeken' terechtkomt. Vanwege het voorzorgsbeginsel en het verslechteringsverbod in de Vogel-en Habitatrichtlijn dient er namelijk een dalende lijn van stikstofemissies te zijn om te zorgen dat vergunningen juridisch houdbaar zijn. Dit volgt uit Europese jurisprudentie en de ‘PAS uitspraak’ van de Raad van State uit 2019.
Minister Van der Wal gebruikt dat ook als verdediging van haar piekbelastersaanpak als reactie op het onderzoek van de UvA. De meeste stikstof mag wel binnen een paar honderd meter van een bedrijf neerslaan, als er nog steeds te veel stikstof in de deken komt, dan blijft volgens haar aan de hand van Aerius de natuur overbelast.