‘Ik ben meer het type Wyno’
Waarom ambieert u nu opnieuw deze voorzittersrol?
„Het komt mij nu wat betreft tijdsindeling goed uit. Ik heb een bedrijf op afstand in Odiliapeel en kan dit er goed bij doen. Ik weet dat deze functie drie tot vier dagen per week kost. Het bestuur van de NVV zijn jonge boeren met goede bedrijven. Het is lastig om daar een voorzittersfunctie naast te hebben. Het mag niet zo zijn dat zo’n functie ten koste gaat van je bedrijf.”
Bent u meer een bestuurderstype Wien van den Brink of Wyno Zwanenburg?
„Dan ben ik meer een Wyno. Ik houd van de overlegstructuur en ik heb gezien dat het in Wyno’s bestuursperiode goed heeft gewerkt. Het is belangrijk om als NVV een goede gesprekspartner te zijn en te blijven. Wien koos toch meer voor het actiebeleid.”
Hoe kijkt u aan tegen de vier-dagen eis van groepshuisvesting voor drachtige zeugen?
„Ik blijf erbij dat Nederlandse zeugenhouders een vrije keus moeten hebben in het introductiemoment. Een level playing field dus. Bovenwettelijke eisen moeten eigenlijk vanuit een vragende markt worden gerealiseerd, maar in de praktijk merken we dat dit moeizaam gaat.”
Welk dossier vergt de komende jaren veel aandacht?
„Dat zijn er vele natuurlijk, maar ik denk dat het mineralendossier een heel belangrijke is. Zorgen dat we niet achter de feiten aanlopen. We kunnen als varkenssector een voorbeeld nemen aan de pluimveesector die hun zaakjes al goed op orde hebben.”
Wat is uw mening over de ophef rondom de NVV-biggennotering?
„Kritische mensen heb je altijd en het is zaak om alle kikkers zoveel mogelijk in de kruiwagen te houden. Het is zaak dit soort extreme situaties zoveel mogelijk te vermijden, maar in dit geval is het een goed besluit geweest deze leden te royeren.”