Goede bioveiligheid houdt de deur dicht voor PRDC!
Externe bioveiligheid
Alles wat een bedrijf binnenkomt vormt een risico op insleep van een ziektekiem, maar er is wel een verschil in risico’s aan te geven per gebeurtenis. De belangrijkste zullen we hier vermelden. Het grootste risico op insleep van een ziekte is met stip het aanvoeren van dieren. Uiteraard geldt dit voor vleesvarkensbedrijven, met elke nieuwe koppel die opgelegd wordt. Maar dit risico speelt zeker ook op vermeerderingsbedrijven, als er nieuwe gelten aangevoerd worden voor vervanging van oude zeugen. Dit risico is enigszins te verminderen met een goede voorbereiding.
1. Herkomst dieren:
Kijk ten eerste kritisch naar de herkomst van de dieren. Het is aan te raden de dieren altijd van dezelfde oorsprong/herkomst te betrekken, of we het nu over vleesvarkens of fokgelten hebben. Hoe minder herkomstadressen, hoe kleiner het risico op ziekte insleep. Verder verdient het aanbeveling de gezondheidsstatus van herkomst en doelbedrijf tot in detail te kennen en te zorgen dat deze goed op elkaar zijn afgestemd. Dit betekent dat op beide bedrijven een monitoring van de belangrijkste ziektekiemen moet gebeuren.
2. Quarantaine en adaptatie:
Ten tweede is een quarantaine en adaptatie van aangevoerde gelten van belang. Stuur de dieren niet direct vanaf het transport de stal in om ze te mengen met de al aanwezige koppel. Veel beter is om ze op te vangen in een quarantainestal, helemaal gescheiden van het bedrijf (met eigen hygiënesluis, eigen stalmateriaal, apart behandelbakje, enz.). Het advies in de varkenshouderij is om een quarantaine periode van ongeveer 6 weken aan te houden (42 dagen). Na aankomst op het bedrijf worden de dieren gelost, in de quarantaine afdeling geplaatst en een paar dagen met rust gelaten. Alleen voer, water en goede verzorging (''rust, reinheid en regelmaat") om de transportstress voorbij te laten gaan. Als de dieren gezond zijn kunnen ze vervolgens gevaccineerd worden, om ze te beschermen tegen aandoeningen waar ze nog geen afweer tegen hebben en die wel op het doelbedrijf voorkomen. In een laatste fase is het goed om de dieren in contact te brengen met bedrijfseigen kiemen, bijvoorbeeld door kauwtouwen of jute zakken aan te bieden, die uit de biggenbatterij of het kraamhok komen. Zorg ervoor dat de dieren voldoende tijd hebben om uit te zieken en weerstand op te bouwen voordat ze gemengd worden met de al aanwezige dieren op het bedrijf. Bij aanvoer van biggen in vleesvarkensstallen is het belangrijk om strikt all-in/all-out te werken per afdeling.
3. Cooling down:
Wanneer de gelten daarna direct in het bedrijf ingevoerd worden, zijn ze mogelijk nog reactief op verschillende aandoeningen. Een mogelijkheid is om ze nog 6 weken te laten “afkoelen”: geen nieuwe vaccinatie of adaptatie, de al aanwezige ziektes kunnen uitdoven in deze periode. De gelten kunnen dan wel al geïnsemineerd worden. Na deze periode is de uitscheiding veel minder en introductie in de koppel veiliger.
Met dit systeem is er ruimte nodig om gelten 12 weken afgezonderd te huisvesten. Onder Nederlandse omstandigheden wordt dit vaak als te duur ervaren en houdt men het slechts in de meeste gevallen bij 4 à 6 weken quarantaine en adaptatie.
Transportmiddelen:
Uiteraard is het van groot belang dat ook het transport plaatsvindt met schone transportmiddelen, die geschikt zijn voor het vervoeren van de betreffende diergroep. Transportmiddelen kunnen een bron van besmetting zijn omdat ze dieren van meerdere herkomsten (en dus met een verschillende gezondheidsstatus) aan boord hebben gehad. Stress tijdens transport verhoogt de kiemuitscheiding. Transportwagens kunnen ook besmet raken bij de bedrijven waar ze laden en lossen. Het is van belang op welke plaats op het bedrijf geladen en gelost wordt.
Interne bioveiligheid
Als besmette dieren het bedrijf zijn binnengekomen kunnen we nog een en ander doen om te voorkomen dat een ziekte als een olievlek verspreidt. Dit vatten we samen onder de term interne bioveiligheid.
1. Looplijnen en loopvolgorde:
Ontwerp de looplijnen op het bedrijf zodanig dat er geen kruisbesmetting plaatsvindt. Maar van net zo groot belang is de volgorde van verzorgen van verschillende diergroepen. Altijd van jong naar oud lopen en niet omgekeerd, dit kan besmettingen van onbeschermde dieren voorkomen. Ook bedrijfskleding en materialen per diercategorie zorgen ervoor dat kiemen niet zomaar van de ene naar de andere groep kunnen worden overgedragen.
2. Reiniging en ontsmetting:
Een ander belangrijk onderdeel van de interne bioveiligheid is reiniging en ontsmetting. Zorg ervoor dat afdelingen regelmatig (na iedere productieronde) helemaal leeg komen. Haal alle losse materialen er zoveel mogelijk uit en maak dan de afdeling bezemschoon. Vervolgens kan de schoonmaak beginnen. Eerst met warm water en zeep, dan afspoelen en na eventueel drogen nabehandelen met een desinfectiemiddel. Na desinfectie weer naspoelen en goed laten drogen. Dit alles afhankelijk van de gebruikte middelen en het voorschrift voor gebruik. Dan, indien nodig, opwarmen voor de dieren erin komen. Dit is van belang bij gespeende biggen en jonge vleesvarkens.
Conclusie
Wat hierboven is beschreven, is slechts een kleine selectie van bioveiligheidsmaatregelen. Bioveiligheid is eigenlijk een onderwerp waar nooit teveel tijd en aandacht naar toe kan. Vooral in het geval van het PRDC, wat toch een aandoening is die veroorzaakt wordt door meerdere factoren, is het van belang de dieren zo goed mogelijk te beschermen tegen indringers van buitenaf. En mochten er toch ziektes zijn binnengedrongen, de dieren te beschermen tegen ongebreidelde verspreiding.
Denkt u dat PRDC op uw bedrijf heerst? Laat dan een analyse doen door uw bedrijfsdierenarts, met eventuele ondersteuning van één van onze dierenartsen . Maartje Wilhelm +31 6 8264 5058, Josine Beek +31 6 8299 1395 of Eric van Esch +31 6 1431 0007.
Tekst: Hipra
Beeld: Hipra
Bron: Hipra