Coronasteun varkensbedrijf met uitbreiding in 2020 terecht afgewezen
Omzet van de nieuwe locatie is volgens het CCb terecht meegenomen in omzet subsidiekwartaal. De varkenshouders moeten het betaalde voorschot terugbetalen. Het College begrijpt dat de varkenshouderij in 2019 niet kon voorzien wat de gevolgen van de uitbreiding zouden zijn voor de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL-subsidie), maar dat maakt de nihilstelling nog niet onevenredig.
Omzetverlies 30 procent
Op basis van het besluit van 7 december 2021 besloot de minister de TVL-subsidie van de varkenshouderijen met uitbreiding in 2020 voor het eerste kwartaal van 2021 vastgesteld op 0 euro. Een aantal varkenshouders diende een bezwaar in, maar die werd op 26 juli 2022 door de minister ongegrond verklaard. De minister had bij het vaststellen van de TVL-subsidie de omzet in de subsidieperiode (het eerste kwartaal van 2021) vergeleken met de omzet in de referentieperiode (het eerste kwartaal van 2019). Hij concludeerde dat het omzetverlies minder dan 30 procent was en heeft de subsidie daarom op nul vastgesteld. Hierop stelden de varkenshouders een beroep in.
Nihil- of nulstelling
Een van de varkenshouderijen heeft meerdere vestigingen in Nederland en Duitsland. In 2019 heeft de varkenshouderij extra stallen in Duitsland in gebruik genomen. De betreffende varkenshouderij voerde aan dat de nihil- of nulstelling onevenredig is. Bij de bepaling van het omzetverlies heeft de minister geen rekening gehouden met de uitbreiding van het bedrijf. De varkenshouderij wijst erop dat in de regeling voor sierteelt wel rekening wordt gehouden met de uitbreiding van bedrijven. De varkenshouderij vindt dat de minister ófwel de omzet van de extra stallen buiten beschouwing moet laten, ofwel een referentieperiode moet gebruiken waarbij die stallen al in gebruik waren. Door de nihilstelling heeft de varkenshouderij liquiditeitsproblemen gekregen en zelfs een tijd onder beheer gestaan.
Eerder oordeel
Dezelfde beroepsgronden waren eerder door een andere varkenshouderij aangevoerd in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 7 maart 2023.3 In die uitspraak werd geoordeeld dat de minister geen uitzondering hoefde te maken op de TVL door een nieuwe locatie buiten beschouwing te laten bij de berekening van het omzetverlies en dat ook geen sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid die maakt dat de minister een ander referentiekwartaal moest hanteren. Het CBb verwees in zijn recente beslissing naar de motivering van die uitspraak en geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen dan in de zaak van 7 maart 2023
Terecht beslissing minister
De uitbreiding was onderdeel van het varkenshouderijbedrijf en de omzet ervan is opgenomen in de aangifte omzetbelasting van het bedrijf. De regeling TVL bood volgens het College geen mogelijkheid om die omzet dan buiten beschouwing te laten. De minister heeft daarom terecht geconcludeerd dat niet is voldaan aan het vereiste dat sprake moet zijn van ten minste 30 procent omzetverlies en dat de subsidie dat geval op nihil moet worden vastgesteld. Het College ziet in wat de varkenshouders in argumenten hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de minister daarvan in deze gevallen had moeten afzien.