Column: Coöperatie van familiebedrijven
De Nederlandse landbouw is een complex van duizenden familiebedrijven die op een zeer moderne manier voedsel produceren. Vanuit sterk ondernemerschap zijn moderne landbouwbedrijven bestaan die zich hebben gespecialiseerd in het houden van varkens, het telen van fruit of het produceren van bloemen. De kracht van de Nederlandse landbouw is niet alleen de sterke boerenbedrijven maar ook de goede samenwerking in de keten. Afnemers en leveranciers van boeren leveren een belangrijke bijdrage aan onze sterke landbouw maar er is een grote afhankelijkheid van elkaar. Als één schakel in de keten wegvalt, is dat nadelig voor alle schakels. In onze rechtszaak tegen de staat proberen we dat duidelijk te maken want de overheid zou zuinig moeten zijn op ons agrocomplex.
De sterke positie van de boer was voor de Tweede Wereldoorlog nog niet aan de orde. Door slim samenwerken is die positie er gekomen. Boeren richtten coöperaties op om de handel te verbeteren. Om geld te lenen was er een boerenleenbank, voer en grondstoffen konden worden gekocht bij coöperatieve handelshuizen en melk werd afgezet via een coöperatieve melkfabriek. Deze bedrijven werden bestuurd door boeren en dienden alleen het belang van de boer. Dat geeft natuurlijk een groot onderling vertrouwen wat de samenwerking ten goede komt. Vertrouwen is tenslotte dé basis van zakendoen. Uit die honderden lokale coöperaties zijn zeer succesvolle bedrijven ontstaan zoals Rabobank, Friesland Campina en Agrifirm.
Tijdens de kredietcrisis aan het begin van deze eeuw nam de populariteit van het familiebedrijf als bedrijfsvorm toe
Binnen deze door coöperaties gedomineerde wereld zijn echter ook sterke familiebedrijven ontstaan. Familiebedrijven, met winstoogmerk, zijn theoretisch kansloos tegen de coöperaties. Door slim ondernemen zijn zij toch in staat gebleken geld te verdienen met dienstverlening en producten die concurreren met die van de coöperaties. Het merendeel van dat geld wordt dan weer geïnvesteerd in het bedrijf en zo groeiden daar ook toonaangevende bedrijven zoals de Van Drie Groep, A-ware en Van Rooi Meat.
Tijdens de kredietcrisis aan het begin van deze eeuw nam de populariteit van het familiebedrijf als bedrijfsvorm toe. Hun conservatieve houding bleek goud waard. Familiebedrijven werken vaak met weinig vreemd vermogen, worden niet afgerekend op kwartaalresultaten en kennen geen sterke bonuscultuur. Continuïteit van bedrijf en familie staan voorop. Sindsdien worden er regelmatig met trots cijfers gepubliceerd over de impact van familiebedrijven voor de Nederlandse economie. FBNed (vereniging van familiebedrijven) publiceerde over 2023 het volgende:
- In Nederland is 61 procent van de bedrijven een familiebedrijf. Dat zijn er 285.000. In de rest van de wereld is het aandeel familiebedrijven nog groter;
- Meer dan 30 procent van ons Bruto Binnenlands Product wordt gerealiseerd door familiebedrijven;
- Familiebedrijven zijn gemiddeld dus kleinere bedrijven maar zorgen samen toch voor 44 procent van de banen in Nederland. Dat zijn er 2,2 miljoen.
Familiebedrijven doen het dus goed en blijken helemaal niet zo oubollig te zijn. Door de sterke betrokkenheid van de eigenaren en efficiënte manier van werken zijn ze erg concurrerend en ondernemen ze door in goede en in slechte tijden.
Er gaan nu echter ideeën rond in Den Haag waarbij men ondernemers flink wil laten meebetalen aan het Haagse, verkwistende beleid
Het is daarom vreemd dat de huidige politici dit niet in de gaten hebben. In tegenstelling tot stimuleren van privaat ondernemerschap willen veel politici juist het vermogen wegnemen bij ondernemende (en soms rijke) families. Nivelleren heet dat. Dat klinkt natuurlijk ongelooflijk eerlijk: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten en gelijke kansen voor iedereen, ook voor kinderen uit arme milieus. Ik ben daar niet op tegen en in Nederland doen we dat al heel goed ten opzichte van veel andere landen. Gemiddeld zijn de VS, volgens de kille cijfers, welvarender dan Nederland. Maar als ik de extremen daar zie, ben ik blij dat ik in Nederland woon. We leven in een solidaire samenleving waar al behoorlijk genivelleerd wordt. Daardoor hebben we ook een prettige en veilige samenleving waar het goed ondernemen is.
Er gaan nu echter ideeën rond in Den Haag waarbij men ondernemers flink wil laten meebetalen aan het Haagse, verkwistende beleid. We hebben namelijk veel geld nodig voor de steun aan de Oekraïne (we hebben ons leger de laatste decennia flink verwaarloosd), opvang van migranten (er zijn nog nooit maatregelen genomen om de instroom te beperken) en verbetering van milieu en klimaat (het is nu in één keer urgent en er zijn dure wetten bedacht die strikt gevolgd worden). Er wordt natuurlijk best veel geld verdiend door het Nederlandse bedrijfsleven maar dat geld is ook nodig om te investeren en te innoveren. Bij beursgenoteerde bedrijven kan er (relatief eenvoudig) geld opgehaald worden bij de aandeelhouders. Familiebedrijven zijn echter afhankelijk van hun familiekapitaal. Als dat dan door de overheid wordt ‘afgepakt’ omdat er een nieuwe generatie aan het roer komt, is dat door veel families en hun bedrijven niet te betalen. Bij vererving van het bedrijf aan de kinderen betaal je al gauw 30 procent erfbelasting. 30 procent! Dat is een enorme hap uit het eigen vermogen of familiekapitaal. Bovendien is er over dat geld al veel belasting betaald, zoals winstbelasting, dividendbelasting en vermogensrendementsheffing. Sommige families rest niets anders dan het bedrijf te verkopen. Weg ondernemerschap, weg sympathiek klein bedrijf. Hoera voor beleggers en (buitenlandse) investeringsfondsen. Dat heeft negatieve impact voor de sociale cohesie in Nederland en is in het algemeen niet goed voor de schatkist. Deze nieuwe eigenaren zijn meesters in belastingontwijking.
Waar Nederland welvarend mee is geworden, wordt in no time moedwillig afgebroken
Daar waar de overheid wil dat bedrijven minder bezig zijn met aandeelhouderswaarde en groei, neemt ze maatregelen die dit juist in de hand werken. Waar Nederland groot (lees: welvarend) mee is geworden, wordt in no time moedwillig afgebroken. Alleen maar vanuit een gevoel van oneerlijkheid en afgunst. Wij hopen dergelijke ontwikkelingen de baas te zijn door slimme samenwerking en conservatief financieel beleid. Ondertussen lobbyen we met verenigingen van familiebedrijven voor het behoud van fiscale regelingen voor bedrijfsopvolging. De landbouwclubs lobbyen mee, want boerenbedrijven zijn per definitie familiebedrijven. En hoe mooi is het als er een nieuwe generatie het lef heeft om door te gaan?