PBL: Meer krimp veestapel nodig om stikstofdoelen te halen
Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) kan volgens PBL, WUR, Deltares en het RIVM effectiever en doelmatiger worden met duidelijkere prioriteiten in de gebiedsaanpak. Met het NPLG wil het Rijk de doelen voor natuur, stikstof, klimaat en water halen. Het kabinet Rutte-IV vroeg de provincies om daarvoor Provinciale Programma’s Landelijk Gebied op te stellen, die zij begin juli 2023 bij het Rijk indienden. De kennisinstellingen hebben geanalyseerd of met de plannen van de provincies en de maatregelen die het Rijk neemt de doelen binnen bereik komen.
Geen concrete keuzes
In hun programma’s schetsen de provincies de hoofdlijnen van hun beleidsaanpak. „Van concrete gebiedskeuzes en uitgewerkte beleidspakketten is nog geen sprake”, zo meldt het PBL. „Een belangrijk onderdeel van de aanpak van veel provincies is om in specifieke gebieden te streven naar minder intensief gebruik van landbouwgrond. Ook willen zij het agrarisch natuur- en landschapsbeheer flink uitbreiden. Dit zijn effectieve maatregelen om de doelen dichterbij te brengen.”
Meer krimp veestapel
Toch is het niet te verwachten dat de doelen voor de landbouw worden gehaald met de provinciale plannen en de maatregelen die het Rijk neemt. Zoals de nieuwe mestregels én het uitkopen van de piekbelasters. Zo stelt het PBL: „Daarmee worden belangrijke stappen gezet, maar om de doelen in 2030 of 2035 te kunnen halen zullen boeren veel meer kostbare en vérgaande maatregelen op hun bedrijf moeten doorvoeren. Hiernaast vraagt het om meer krimp van de veestapel.”
Veel meer natuur nodig
Voor het halen van de natuur- en waterdoelen is voor het PBL bovendien veel meer natuur nodig dan vastligt in de afspraken tussen Rijk en provincies. „Ook zal op honderdduizenden hectaren het agrarisch grondgebruik moeten worden aangepast. Gezien de omvang van de uitvoeringsopgave is de verwachting dat de gestelde doelen in een decennium volledig gehaald worden niet realistisch.”
Provincies ramen het dubbele
Om de doelen te halen reserveerde het nu demissionaire kabinet tot en met 2035 24,3 miljard euro. De provincies ramen de kosten van hun plannen op ruim het dubbele. Daarbij vallen niet zo zeer grote verschillen tussen de provincies op, maar ook dat de provincies leunen op nieuwe beleidsinstrumenten, constateert het PBL. „Denk aan financiële vergoedingen om boeren te compenseren voor minder intensief grondgebruik, beloningsstelsels of langjarige natuurbeheercontracten.”
Scherpere prioriteiten
Deze instrumenten zullen eerst nog ontwikkeld moeten worden. Bovendien vragen de honderden voorgenomen provinciale gebiedsprocessen om veel meer uitvoeringscapaciteit dan in het verleden. Aldus het PBL: „De omvang van de uitvoeringsopgave en de totale budgetraming vergen samen een scherpere prioriteringsstrategie dan nu in de programma’s van Rijk en provincies voorzien is. Het beantwoorden van de vraag welke gebieden als eerste in aanmerking komen voor een gebiedsaanpak zal het programma effectiever maken.”
Bal terug bij het Rijk
In de provinciale programma’s leggen de provincies de bal terug bij het Rijk om de doelen voor de uitstoot door de landbouw te halen, constateert het PBL. „Dat is gezien de wettelijke taakverdeling ook logisch.” Toch ramen de provincies wel budget om ook eigen emissiebeleid te voeren. „Het is daarbij de vraag of het doelmatig is als elke provincie eigen subsidieregels en beloningsstelsels gaat ontwikkelen. Het kan ook de ongelijkheid tussen regio’s in de hand werken. Duidelijke afspraken over de verdeling van taken tussen Rijk en provincies, en het doordacht stellen van prioriteiten voor maatregelen die voor financiering in aanmerking komen, zijn noodzakelijk voor een effectiever Nationaal Programma Landelijk Gebied.”
Tekst: Erik Kruisselbrink
Is als freelance vakbladredacteur van vele markten thuis.
Beeld: Natasja Beverloo