Minimale speenleeftijd gaat omhoog vanaf 2028
Het toewerken naar een dierwaardige veehouderij is verplicht, want zowel de Tweede als Eerste Kamer namen in 2021 een wetswijziging aan van de Partij voor de Dieren (PvdD) die stelt dat elk huisvestingssysteem aangepast moet worden aan het dier, en niet andersom. Dit amemendement treedt op 1 juli 2024 in werking en is onuitvoerbaar voor veehouders en niet handhaafbaar voor de instanties, omdat er niet aangegeven wordt waaraan de huisvestingssystemen moeten voldoen.
Het demissionaire kabinet is daarom gestart met gesprekken over een dierwaardige veehouderij om invulling te geven aan het amendement van de Partij voor de Dieren. Hiervoor worden de zes leidende principes van de Raad voor Dieraangelegeheden gehanteerd, waarbinnen dieren hun gedragsbehoeften kunnen uitoefenen en fysieke ingrepen die plaatsvinden vanwege de wijze van houden niet meer worden toegepast.
Aanpak in twee fases
Om te komen tot een dierwaardige veehouderij en een alternatief voor het amendement van de PvdD te bieden, kiest het demissionaire kabinet voor een stapgswijze aanpak. Allereerst moeten varkenshouders voor 2028 maatregelen treffen die volgens de minister 'zonder grote financiële gevolgen' genomen kunnen worden.
Voor de varkenssector (zie kader voor alle maatregelen) gaat het dan onder andere om het verhogen van de minimale speenleeftijd, het aanpassen van de kraamstal zodat biggen mee kunnen eten bij de zeug en het aanscherpen van de regels over eet- en drinkplekken.
Lees verder onder het kader
Maatregelen voor op de korte termijn
• Per 2028: de minimale speenleeftijd voor biggen zal 25 dagen zijn, de huidige uitzondering van 21 dagen vervalt;
• Per 2028: aanpassingen in bestaande kraamstallen zodanig dat de biggen kunnen mee-eten met de zeug;
• Per 2028: voorzieningen treffen om een deels dichte vloer te creëren in stallen met gespeende varkens;
• Per 2030: aanscherping regels over eet- en drinkplekken om concurrentie om voer en water te voorkomen;
• Per 2030: permanente beschikking over ruwvoer voor gelten en drachtige zeugen.
Alle vier veehouderijsectoren:
• Elke melkvee-, kalver-, leghennen-, vleeskuiken- en varkenshouder heeft per 2026 een klimaatadaptatieplan als onderdeel van het gezondheidsplan, dat onder meer maatregelen bevat om het stalklimaat te verbeteren en om hitte- en koudestress te voorkomen;
• Per 2028 wordt een eerste stap gezet om specifieke maximumnormen voor gasconcentraties op te nemen in de koeien-, kalver-, leghennen-, vleeskuiken- en varkensstal;
• Aanscherpen regels voor daglicht in de stallen bij nieuwbouw.
Maatregelen lange termijn
Naast de maatregelen die zonder grote financiële gevolgen kunnen nomen, heeft Adema een aanvullend pakket opgesteld dat uit meer stappen bestaat. Dit moet tot 2040 vorm krijgen. Voor de varkenshouderij gaat het dan om het inrichten van gescheiden functiegebieden. Varkens moeten de benodigde ruimte krijgen om op een andere plek te kunnen eten dan waar ze mesten. Ook moeten ze een rustplek hebben, ruimte om te foerageren en er moet wroet- en kauwmateriaal aanwezig zijn in het hok.
Buiten de kraam- en zoogperiode leven zeugen in groepen. Zeugen kunnen zich tijdens de kraam- en zoogperiode vrij bewegen, bijvoorbeeld in vrijloopkraamhokken. Ze voeden niet meer biggen op dan dat ze spenen hebben om de biggen te zogen. Biggen worden op een later moment gespeend dan nu gebruikelijk is, om een betere gezondheid te bereiken en een te abrupte overgang naar vast voer te voorkomen. In stallen heerst een gezond binnenklimaat door snelle mestafvoer uit stallen.
Verder worden er geen staarten van varkens meer gecoupeerd. De noodzaak daarvoor is weggenomen door de combinatie van aanpassingen van het management en het huisvestingssysteem, waardoor het risico op staartbijten zodanig wordt verlaagd dat het verantwoord is om te stoppen met couperen. Deze inzet past bij de huidige lijn van de sector,want vanaf 2030 geldt er al een verbod op het couperen van staarten.
Financiële gevolgen
De minister heeft deze tweede set aan maatregelen laten doorrekenen door Connecting Agri & Food (CAF) en Wageningen Economic Research (WUR). Daaruit blijkt dat de financiële gevolgen voor veehouders van deze set maatregelen aanzienlijk zijn. Het gaat dan zowel over de inkomensgevolgen voor de veehouders op de middellange termijn, als om de concurrentiepositie en het gelijke speelveld in de Europese Unie.
Voor de varkenshouderij bedragen de totale benodigde investeringen inclusief een leefruimte per big en per vleesvarken van 0,4 (dan wel 0,5) m2 per big en 1,0 (dan wel 1,1) m2 per vleesvarken 801 (dan wel 1096) miljoen euro, en de inkomensafname 236 (dan wel 300) miljoen euro per jaar indien de aanpassingen binnen de muren plaats moeten vinden. Indien de aanpassingen ook deels buiten de stalmuren plaats kunnen vinden, betreft het 1.516 (dan wel 2.226) miljoen euro investeringskosten, en een inkomensafname van 244 (dan wel 332) miljoen euro per jaar.
Markt
Tegelijkertijd benadrukt de minister in zijn brief als veehouders omschakelen en maatregelen treffen, dat er ook flankerend beleid voor moet komen. Zo benoemt hij het belang van een goede afzetmarkt voor dierwaardige, duurzame producten van Nederlandse veehouders.
Supermarkten hebben tijdens het overleg over het Landbouwakkoord en het traject Dierwaardige Veehouderij gesproken over het opzetten van een duurzaamheidsstandaard waar dierenwelzijnseisen ook onderdeel van uitmaken. 'Ik vind de totstandkoming van een brede standaard met dierenwelzijnseisen in potentie een goed initiatief en volg dit met belangstelling en hoge verwachtingen. Het sluit aan bij de maatschappelijke rol die deze partijen kunnen en moeten nemen', aldus Adema.
Met betrekking tot de dierenwelzijnseisen die onderdeel kunnen gaan uitmaken van deze duurzaamheidsstandaard, ziet de minister een mechanisme voor zich waarbij dierenwelzijnseisen in de markt en in regelgeving zich in wisselwerking ontwikkelen. Met opname in de marktstandaard wordt tijdig marktvraag ontwikkeld voor producten die aan de normen voldoen, waarna deze normen in de regelgeving kunnen worden opgenomen.
Adema doet ook een oproep aan ketenpartijen. 'Nodig is dat markt- en ketenpartijen hun verantwoordelijkheid nemen. Dit soort aspecten zal een nieuw kabinet moeten betrekken in de keuze over de mate waarin het een voorloper wil zijn in Europa op het gebied van dierwaardigheid en de maatvoering en het infaseringspad voor aanvullende maatregelenpakketten dat daarbij past.'
Inwerkingtreding
Met de voorgestelde wetswijziging (nota van wijziging) wil Adema de Tweede en Eerste Kamer de mogelijkheid bieden om de doelstelling van het amendement-Vestering op een uitvoerbare en handhaafbare wijze vorm te geven. 'Mocht deze wetswijziging echter niet (tijdig) worden aangenomen, dan zal het amendement-Vestering op 1 juli 2024 in werking treden, waarbij ik van mening ben dat daarmee een onduidelijke juridische en onvoldoende handhaafbare en uitvoerbare situatie zal ontstaan', besluit Adema.
De Tweede Kamer debatteert aanstaande maandag 4 maart over dit voorstel.
Tekst: Bas Lageschaar
Bas Lageschaar groeide op tussen de weilanden in de Achterhoek. Daardoor had hij altijd al belangstelling voor de agrarische sector. Voor Agrio zit hij in de redactie politiek en beleid. Bas volgt het laatste (regionale) nieuws op de voet en schrijft voor de regionale websites en verschillende printuitgaven.
Beeld: Susan Rexwinkel
Bron: Tweede Kamer