4 basisprincipes om PCV2 onder controle te krijgen
Even kort: wat weten we over het virus?
Via mutaties zijn er verschillende varianten van PCV2 ontstaan, gaande van genotype 2A tot genotype 2H. Genotypen 2A tot en met 2D komen veruit het meeste voor op de bedrijven (96% van alle onderzochte PCV2 virussen). Het ziekteverwekkend vermogen van deze types is vergelijkbaar. Om klinische ziekte te veroorzaken moet er altijd een extra factor aanwezig zijn. In de praktijk is dat meestal een gelijktijdige infectie met een ander virus of bacterie. Die extra factor kan ook van niet-infectieuze aard zijn, zoals bijvoorbeeld stress.
PCV2 aanpakken. Hoe dan?
Het onder controle brengen van PCV2 heeft twee doelen: zo min mogelijk productieverliezen door de infectie en een zo laag mogelijke infectiedruk (aantal virusdeeltjes) op het bedrijf. De aanpak is gebaseerd op 4 basisprincipes:
- Een stabiele zeugenstapel
Biggen kunnen al bij de geboorte geïnfecteerd zijn met PCV2 (‘viremische biggen’ genoemd). Dit gebeurt als een zeug met een lage immuunstatus tijdens de dracht besmet wordt met het virus. Over het algemeen is het risico groter bij gelten dan bij zeugen, omdat de zeugen meestal al immuniteit hebben opgebouwd. Viremisch geboren biggen kunnen vervolgens toomgenoten besmetten. Deze virusverspreiding wordt een handje geholpen als er veel biggen overgelegd worden, waardoor er veel biggen op vroege leeftijd besmet kunnen worden. In zo’n geval komt biggenvaccinatie te laat om een beschermend effect te hebben. Om PCV2 onder controle te krijgen moeten we daarom in de eerste plaats zorgen voor voldoende en homogene immuniteit bij zeugen, zodat het virus niet de kans krijgt om te circuleren in de zeugenstapel. Met andere woorden, we moeten zorgen voor een stabiele zeugenstapel als basis.
- Juiste vaccinatiestrategie
Vaccinatie zorgt ervoor dat de big weerstand opbouwt, zodat de gevolgen na een infectie met PCV2 veel kleiner zijn. Er zijn vaccins beschikbaar met bewezen werkzaamheid tegen de meest voorkomende genotypen, waaronder vaccins die naaldloos intradermaal toegediend kunnen worden. Het voordeel van het naaldloos toedienen in de huid is dat gevaccineerde dieren minder entreactie hebben, omdat deze manier van toedienen minder stress veroorzaakt. Daarnaast wordt er slechts een kleine hoeveelheid vloeistof ingespoten; 0,2 ml in plaats van 2 ml bij de traditionele manier met de naald. Hierdoor kunnen de biggen een PCV2 infectie sneller overwinnen. De dieren die positief worden dragen minder virus in zich (bijvoorbeeld een lagere “virusload” in bloed en organen), de infectie duurt minder lang en ze scheiden minder virusdeeltjes uit. Daardoor is er minder risico op besmetting van hokgenoten en van de omgeving.
Ook is de timing van vaccinatie van cruciaal belang. Zorg ervoor dat er een bedrijfseigen entadvies wordt opgesteld voor het moment van vaccineren. Zo laat mogelijk, om maternale immuniteit te omzeilen, maar zo vroeg als nodig is, om op tijd te beschermen tegen veldinfectie. Dit is maatwerk per bedrijf.
- Zo min mogelijk mengen
Het virus kan gemakkelijk overgaan via direct contact tussen een zieke en een gezonde big. Om virusverspreiding tegen te gaan, moet je zo weinig mogelijk mengen tussen tomen, tussen verschillende leeftijden en/of tussen dieren van verschillende herkomsten. Als je varkens mengt met een verschillende immuunstatus (hoog; beschermd <> laag; niet beschermd) en/of besmettingsgraad (achterblijvers, viremische biggen en gezonde biggen), is dat een groot risico. In de praktijk zijn er een paar risicomomenten: de introductie van gelten in de zeugenstapel, het overleggen van biggen in het kraamhok en het vormen van groepen bij het spenen en aan het einde van de batterijperiode.
- Algemene maatregelen voor een lage infectiedruk
Hygiënische maatregelen zoals reiniging en ontsmetting zijn altijd belangrijk om de omgevingsbesmetting te verminderen. PCV2 is een resistent virus en is daardoor moeilijk uit de omgeving te verwijderen. Algemene maatregelen zoals all-in/all-out werken, streven naar een optimaal stalklimaat, de juiste stalbezetting, goede voeding en schoon drinkwater zorgen voor minder virus- en ziekteverspreiding. Dergelijke maatregelen zorgen daarnaast ook indirect voor een vermindering van PCV2-gerelateerde problemen, klinische PCV2 problemen ontstaan namelijk pas als er een gelijktijdige infectie met een andere ziekteverwekker (bijvoorbeeld PRRSv of APP) optreedt.
Samengevat is de aanpak van PCV2 niet complex. Het komt neer op deze vier basisprincipes die werkzaam zijn tegen PCV2 en ook tegen andere ziekteverwekkers.
Wilt u meer informatie over de aanpak van PCV2 op uw bedrijf of bent u benieuwd of naaldloze intradermale vaccinatie past binnen uw bedrijf? Neem contact op met één van onze specialisten; Josine Beek +31 6 8299 1395 of Eric van Esch +31 6 1431 0007
Tekst: Hipra
Beeld: Hipra
Bron: Hipra