POV: ‘Nederlander en NSC-achterban delen links veehouderijbeleid Adema en Holman niet’
Het Tweede Kamerdebat vorige week had moeten gaan over de acute problemen op de mestmarkt. De producentorganisatie noemde het woordgebruik van zowel LNV-minister Adema als NSC-landbouwwoordvoerder Harm Holman tijdens het mestdebate activistisch en polariserend, toen beiden hun mening gaven over de export en transport van varkens en varkensvlees. De werkelijkheid ligt volgens de POV anders en stroken tevens niet met de meningen van de politieke achterbannen. De zijn namelijk gepeild in januari 2024 door Zest Marketing.
Zest Marketing bevroeg in januari 2024 de achterbannen van politieke partijen naar hun mening over vlees en de veehouderij. Aan dit onderzoek deden bijna 3.000 mensen mee. Dit opinie-onderzoek is in 2021 gestart en is nu drie keer uitgevoerd. De achterban van NSC werd deze keer voor het eerst gepeild.
Export van biggen en slachtvarkens
NSC-woordvoerder Holman wil af van de ‘jaarlijkse export van biggen en verre export van slachtvarkens’. Adema spreekt over het ‘zeulen met dieren door Europa’. Dat de meeste biggen naar Duitsland gaan, wordt niet benoemd en dat ook Spaanse varkenshouders graag Nederlandse biggen in hun stallen willen evenmin. De gezonde kwaliteitsbiggen uit Nederland zijn gewild in heel Europa, stelt de POV. Dat deze biggen worden vervoerd middels hoogwaardig transport wordt ook niet verteld, noch dat daar streng op wordt gecontroleerd. Wel wordt het frame ‘dieronwaardig’ gezet door Holman.
Feit is dat 90 procent van de slachtvarkens naar Duitsland gaat, veelal naar slachthuizen direct over de grens, een klein deel naar België, Spanje en Italië. Het frame van ‘verre export’ is onwaar. De bewering van Adema ‘dat we hier varkens mesten, ze transporteren naar Italië en ze terughalen als parmaham’ klopt niet. Slechts 1,7 procent wordt geëxporteerd naar Italië.
Nederlander en NSC-achterban denken Europees
De POV reageert verongelijkt op de uitingen van Adema en Holman, maar vindt het belangrijker hoe de Nederlandse bevolking erover denkt en de achterban van NSC: „Zij delen de mening van hun politieke voormannen niet? Uit het opinie-onderzoek van Zest Marketing blijkt dat de Nederlandse bevolking en de NSC-achterban vooral Europees denken. Dit in tegenstelling tot LNV-minister Adema en NSC-woordvoerder Holman.”
Slechts 9 tot 10 procent van de Nederlandse bevolking vindt produceren voor de Europese markt onaanvaardbaar. Onder de achterban van NSC ligt dit zelfs nog wat lager: 7 procent (zie figuren 1 en 2). Het overgrote deel van de Nederlanders en specifiek de NSC-achterban vindt daarnaast dat markt die in Nederland verdwijnt, niet mag worden opgevuld met vlees met lagere standaarden. Nederland is naast exporteur, ook een grote importeur van vleesproducten. Slechts 16 procent van de Nederlanders vindt zoiets aanvaardbaar (bij de NSC-achterban is dit 14 procent, zie figuur 3).
(Tekst loopt verder na grafieken)
‘Voer komt uit Zuid-Amerika’ pertinent onjuist
Een andere frame, voer komt uit Zuid-Amerika, is een vaak gehoorde uitspraak van Holman, ook weer tijdens het debat. Ook dit is volgens de POV niet waar: „Holman doelt hier op soja uit Zuid-Amerika. In biggenvoer (ongeveer 4 procent van totale Nederlandse mengvoerafzet) wordt hoogwaardig soja-eiwit verwerkt, naast een reeks andere eiwitbronnen. De hoeveelheid sojameel voor Nederlandse biggenvoeders heeft een omvang van een half oceaanschip (30.000 ton) per jaar.”
In Nederland wordt ongeveer 1,5 miljoen ton sojaschroot verwerkt in diervoeders. Ongeveer 10 procent van de wereld sojaproductie gaat naar Europa. De Nederlandse diervoersector koopt 0,04 procent van de wereldproductie. De Nederlandse diervoederindustrie neemt al bijna 20 jaar het voortouw in de certificering van duurzaam geproduceerd sojameel. Die certificering is internationaal, moet ontbossing tegengaan en bijdragen aan goede landbouwpraktijken en sociale omstandigheden voor de producenten. POV: „Dit aspect wordt echter niet benoemd. De bewering dat Nederlandse biggen aan de basis staan van ‘inslepen van voer uit Zuid-Amerika’ is pertinent onjuist.”
Stop met Haags D66-beleid tegen veehouders
POV: „LNV-minister Adema en NSC-woordvoerder Holman willen ‘schuiven met sectorale productieplafonds, om de ene sector harder te laten krimpen dan de andere’. Daarbij benoemen zij onder andere de varkenshouderij. Feiten en deugdelijke argumenten ontbreken, met frames en activisme wordt progressief links beleid gevoerd tegen groepen veehouders.”
Alleen progressief links weet een dergelijke opstelling te waarderen, blijkt uit het onderzoek van Zest Marketing (zie figuur 4). De achterbannen van politieke partijen is gevraagd of de vleessector voldoende waardering krijgt vanuit de overheid en politiek. Dat de varkenshouderij fors heeft bijgedragen aan de stikstof en fosfaatreductie, en al jarenlang onder het afgesproken stikstof- en fosfaatplafond zit, wordt volgens POV niet benoemd: „Ook wordt niet vermeld dat er een pakket afspraken ligt tussen overheid, varkenshouderij en ketenpartners: het Actieprogramma Vitale Varkenshouderij. Met frames en onwaarheden worden afspraken van gisteren, vandaag alweer overruled vanuit de politieke Haagse toren.”
Vleessector krijgt onvoldoende waardering
De POV stelt de vraag wat de Nederlandse bevolking en specifiek de NSC-achterban van een dergelijke opstelling vindt. Krijgt de vleessector voldoende waardering van overheid en politiek? In het onderzoek Bij de achterban van D66, Groen Links/PvdA en Volt (linkervleugel) vindt slechts 25 procent van niet. Driekwart heeft geen moeite met de behandeling van veehouders door politici en overheid, of schaart zich daar achter. De achterban van NSC vindt echter in hoge mate dat de vleessector onvoldoende waardering krijgt van overheid en politiek (85 procent). Dit is evenveel als bij de partijen PVV, SGP, BBB en VVD (zie figuur 4). POV: „De aanpak van LNV-minister Adema en NSC-woordvoerder Holman sluit goed aan bij de achterbannen van D66, GroenLinks/PvdA en Volt. Echter niet bij achterban van NSC en de meerderheid van de Nederlandse bevolking.”
Een vergelijkbare uitkomst zien we bij het beeld dat media verspreiden volgens de publieke opinie. 33,5 procent van de achterbannen van D66, GroenLinks/PvdA en Volt vindt dat media een te negatief beeld schetsen van de vleessector. Tegenover een grote meerderheid (71 procent) van de achterban van NSC.