Coccidiose kan ook na het spenen voorkomen
Hoe verloopt een coccidiose infectie?
Coccidiose is een vaak voorkomende parasitaire darminfectie, die wordt veroorzaakt door Cystoisospora suis. Biggen die besmet zijn met de parasiet scheiden oöcysten (“eitjes”) uit via de mest. Deze oöcysten komen zo terecht in de stalomgeving, waar ze een bron van besmetting zijn voor andere biggen. Oöcysten zijn zeer resistent in de omgeving en kunnen ondanks reiniging en desinfectie tussen opeenvolgende worpen aanwezig blijven in het kraamhok. Kort na de geboorte komen biggen in contact met oöcysten. De eerste klinische symptomen ziet men meestal verschijnen in de 2de levensweek. Typische symptomen zijn diarree, gewichtsverlies of groeivertraging. (1) Coccidiose is een aandoening die vooral voorkomt bij biggen in de kraamperiode. Toch kan coccidiose ook na het spenen nog voorkomen. Dit werd aangetoond in een recent gepubliceerd onderzoek.
Coccidiose ook bij gespeende biggen aangetoond
Coccidiose is in principe een aandoening die vooral bij kraambiggen voorkomt. Toch wees een recent onderzoek uit dat de ziekte ook na het spenen nog kan voorkomen. (2) Op drie Belgische varkensbedrijven waar coccidiose eerder al werd aangetoond, werden in totaal 90 tomen biggen opgevolgd, goed voor 1249 biggen. De helft van de tomen werden niet behandeld tegen coccidiose. De andere helft van de tomen kreeg een preventieve coccidiose behandeling. Zij werden op de eerste tot derde levensdag behandeld met een injecteerbaar ijzer/toltrazuril combinatiepreparaat. De infectiedruk in beide groepen (behandeld vs. onbehandeld) werd gecontroleerd door middel van mestonderzoek. Op de 7de, 14de, 21ste en 31ste levensdag werd er in elke toom een mestmonster verzameld. Er werd nagegaan of er oöcysten in de monsters aanwezig waren en in de positieve monsters werd de besmettingsgraad bepaald, door het tellen van het aantal oöcysten per gram mest. Verassend genoeg werden er op de 31ste levensdag nog oöcysten teruggevonden in 74% van de gecontroleerde mestmonsters. Dit wijst erop dat coccidiose infecties niet alleen beperkt blijven tot de kraamperiode, maar dat ze ook na het spenen nog kunnen voorkomen.
Behandeling verlaagt de besmettingsdruk
De studie toont aan dat het preventief behandelen van biggen tegen coccidiose een gunstige invloed heeft op de infectiedruk. In de behandelde tomen werden significant minder coccidiose besmettingen vastgesteld. Daarnaast was ook besmettingsgraad significant lager, als er zich bij de behandelde biggen toch een coccidiose besmetting voordeed. Zo stelde men op de veertiende levensdag vast dat 68,9% van de onbehandelde tomen besmet waren met coccidiose, ten opzichte van slechts 4,5% van de behandelde tomen. Bovendien werden bij de onbehandelde biggen gemiddeld 5615 oöcysten per gram mest aangetroffen en bij de behandelde biggen slechts 200 oöcysten per gram mest. De besmettingsgraad bij de behandelde biggen was dus 28 keer lager dan bij de onbehandelde biggen. Behandelde tomen hadden over de volledige lengte van de studieperiode 16,33 keer minder kans om met coccidiose besmet te geraken dan onbehandelde tomen.
Coccidiose veroorzaakt groeivertraging, ook na het spenen
Om de impact van een coccidiose infectie op de dagelijkse groei te bepalen, werden de biggen individueel gewogen op de 1ste tot 3de levensdag, op dag 21 en op dag 56 (bedrijf 2) of dag 65 (bedrijf 1 en 3). De gewichten van de onbehandelde en behandelde biggen werden met elkaar vergeleken.
In de fase tot 21 dagen leeftijd, werd in elk van de 3 bedrijven een hogere gewichtstoename geregistreerd bij de biggen die een preventieve coccidiose behandeling kregen. De groeiverschillen in bedrijf 1, 2 en 3 bedroegen respectievelijk 320 gram, 710 gram en 110 gram in het voordeel van de behandelde biggen.
Door het optreden van gezondheidsproblemen in bedrijf 2, die niet gerelateerd waren met coccidiose, was het onmogelijk om de impact van coccidiose op de gewichtstoename na het spenen in dit bedrijf te bepalen. In bedrijf 1 en 3, was deze beoordeling wel mogelijk. In de fase van 21 tot 65 dagen leeftijd, bedroeg het verschil in gewichtstoename tussen de behandelde en onbehandelde biggen in deze bedrijven respectievelijk 1,12 kg en 220 gram, in het voordeel van de behandelde biggen. Over het volledige traject van dag 1-3 tot 65 dagen leeftijd, wogen de behandelde biggen in bedrijf 1 en bedrijf 3 respectievelijk 1,44 kg en 330 gram meer. Groeivertraging door coccidiose treedt dus zowel voor als na het spenen op, en een coccidiose behandeling tijdens de eerste levensdagen heeft ook op de groei na het spenen een gunstig effect.
Conclusie
Hoewel coccidiose een aandoening is die vooral in het kraamhok tot uiting komt, kunnen ook gespeende biggen aan coccidiose leiden. Biggen die tijdens de eerste levensdagen preventief behandeld worden tegen coccidiose, zullen zowel voor als na het spenen beter groeien.
Bronnen
- Lindsay et al., 2012. Coccidia and other protozoa. In: Diseases of Swine. Wiley-Blackwell, Chichester, p. 897.
- Decorte et al., 2024. The effect of an injectable toltrazuril – gleptoferron on Cystoisospora suis oocyst excretion and growth of neonatal piglets pre- and post-weaning. Veterinary Parasitology Vol 328: 110179.